Van toepassing op alle arbeidsmiddelen

Op deze pagina

    Algemene situering

    Titel 2 van boek IV van de codex over het welzijn op het werk bevat de algemene bepalingen betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen. Er zijn ook meer specifieke bepalingen te vinden over:

    • mobiele arbeidsmiddelen (titel 3 van boek IV van de codex);
    • arbeidsmiddelen voor het hijsen of heffen van lasten (titel 4 van boek IV van de codex);
    • arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte (titel 5 van boek IV van de codex).

    Op deze pagina wordt enkel titel 2 betreffende de bepalingen van toepassing op alle arbeidsmiddelen van boek IV van de codex behandeld.

    Toepassingsgebied

    Werkgevers, werknemers en daarmee gelijkgestelde personen, zoals bedoeld in de Welzijnswet.

    Wat zijn arbeidsmiddelen?

    Alle op de arbeidsplaats gebruikte machines, apparaten, gereedschappen en installaties; kortom, alles waarmee arbeid kan verricht worden.

    Het gebruik van arbeidsmiddelen houdt in: elke activiteit met betrekking tot een arbeidsmiddel, met inbegrip van ingebruikname of buiten gebruikstelling, aanwending, vervoer, reparatie, ombouw, onderhoud en verzorging (waaronder ook reiniging).

    Keuze van het arbeidsmiddel

    De werkgever waakt erover dat de arbeidsmiddelen die ter beschikking van de werknemers worden gesteld, geschikt zijn voor het uit te voeren werk of daartoe behoorlijk zijn aangepast, zodanig dat, voor een welbepaalde werkpost, de risico's worden vermeden of tot een strikt minimum worden beperkt.

    Arbeidsmiddelen moeten voldoen aan alle Europese richtlijnen die op die arbeidsmiddelen van toepassing zijn en die relevant zijn, bv. economische richtlijnen, zoals de machinerichtlijn, de laagspanningsrichtlijn, EMC, e.d. Bij ontstentenis geldt nog steeds het ARAB.

    Ook ergonomische beginselen moeten in aanmerking genomen worden.

    Opstelling en gebruik van arbeidsmiddelen

    Het opstellen en het gebruik van de arbeidsmiddelen (met inbegrip van montage/demontage) dient te gebeuren op zo'n manier dat de gevaren voor de gebruikers en voor de andere werknemers zoveel mogelijk worden beperkt (bv. vrije ruimten, afschermingen, aan- en afvoer van energie en geproduceerde stoffen,….)
    De montage/demontage moet op veilige wijze plaatsvinden, met name onder naleving van de eventuele aanwijzingen van de fabrikant.
    De arbeidsmiddelen dienen beschermd te worden tegen mogelijke blikseminslag.

    Indien er zich toch een specifiek gevaar zou kunnen voordoen, dat niet te vermijden is, dient:

    • het gebruik voorbehouden te worden aan daartoe belaste werknemers met specifieke vorming en/of opleiding;
    • een specifieke bekwaamheid te worden voorzien bij herstelling, ombouw, onderhoud of verzorging (opleiding).

    De werkgever ziet erop toe dat arbeidsmiddelen (waarvan de veiligheid afhangt van de wijze van installatie) onderworpen worden aan een eerste controle zodat ze op de juiste wijze worden geïnstalleerd en goed functioneren.
    Dit zal gebeuren na installatie en vóór eerste ingebruikneming, alsook na (her)montage op een andere locatie.

    Informatie, gebruiksaanwijzingen

    De werkgever moet de nodige informatie ter beschikking stellen met betrekking tot de gebruikte arbeidsmiddelen.
    De informatie moet voor de werknemers begrijpelijk zijn.

    Deze informatie en deze gebruiksaanwijzingen moeten ten minste bevatten:

    • de omstandigheden waaronder de arbeidsmiddelen dienen te worden gebruikt;
    • de voorzienbare abnormale situaties;
    • de conclusies die kunnen worden getrokken uit de bij het gebruik van arbeidsmiddelen opgedane ervaringen.

    Er moet worden gewezen op mogelijke gevaren; ook werknemers die niet rechtstreeks met het arbeidsmiddel werken moeten op de hoogte worden gebracht.

    De instructies voor gebruik, inspectie en onderhoud van installaties, machines of gemechaniseerde werktuigen moeten op schrift gesteld zijn. Hetzelfde geldt voor toestellen met een veiligheidsfunctie.

    De instructies worden geviseerd (en eventueel aangepast) door een preventieadviseur van de interne of van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

    Bestelling

    In de bestelbon/nota van installaties, machines en gemechaniseerde werktuigen wordt naleving geëist van:

    • de vigerende wetten en reglementen inzake veiligheid en hygiëne;
    • eventueel bijkomende vereisten ivm veiligheid en hygiëne, niet noodzakelijk opgelegd bij wetsvoorschriften maar onontbeerlijk om het "dynamisch risicobeheersingssysteem" te realiseren.

    Preventieadviseurs nemen deel aan het opstellen van de bestelbon. Aanvullende eisen worden geformuleerd indien nodig.  Ook andere experts kunnen eventueel worden geraadpleegd.

    De bestelbon wordt geviseerd door de preventieadviseur van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk.

    Levering

    De leverancier overhandigt de koper een schriftelijke bevestiging van navolging van de bij de bestelling gestelde eisen.

    Indienststelling

    Een verslag wordt opgemaakt door de interne preventieadviseur (eventueel na advies).
    Dit verslag stelt de naleving vast van de vigerende wetten inzake veiligheid en hygiëne evenals van andere, bijkomende voorwaarden voorzien bij de bestelling.

    Voorschriften bij levering of indienststelling

    Voorschriften bij levering of indienststelling zijn niet van toepassing indien:

    • ze reeds voorzien van een merk van keuring, goedkeuring of overeenkomst (bv. CE-merk). Opgelet, dit geldt enkel voor de eigenschappen specifiek, eigen en intrinsiek aan het arbeidsmiddel. Elke aanpassing bij installatie, samenbouw of wijziging moet wel degelijk apart onderzocht worden, want niet gedekt door het keuringslabel;
    • machines, installaties en onderdelen gecontroleerd worden door een erkend organisme (Externe Dienst voor Technische Controles (EDTC)).

    Deze voorschriften zijn wel van toepassing indien het om geëiste aanvullende voorwaarden gaat en om niet door de keuring gedekte aspecten.

    Vergrendelprocedure voor installaties en uitrustingen

    Deze nota (PDF, 313.65 KB) beschrijft de maatregelen die de werkgever moet nemen op het vlak van vergrendeling om de veiligheid van de werknemers te waarborgen tijdens interventies op arbeidsmiddelen die voor de volledige duur van de interventie moeten worden stilgelegd. Deze maatregelen vloeien voort uit de toepassing van de reglementaire bepalingen opgelegd door de codex over het welzijn op het werk. Elke werkgever is dus verplicht ze toe te passen.

    Meer info: Vergrendelprocedure voor installaties en uitrustingen

    Onderhoud, controle en inspectie

    De arbeidsmiddelen worden door adequaat onderhoud in zodanige toestand gehouden dat zij gedurende de gehele gebruiksduur blijven voldoen aan de vereisten van titel 2 van boek IV van de codex.

    Arbeidsmiddelen onderhevig aan invloeden waarbij verslechtering (slijtage e.d.) kan optreden moeten verplicht worden onderworpen aan:

    • periodieke controles en/of proeven;
    • bijzondere controles wanneer uitzonderlijke gebeurtenissen zich hebben voorgedaan zoals bvb ombouw, ongevallen, natuurverschijnselen, langdurig buiten gebruik stellen, …

    Bedoeling hierbij is na te gaan of de veiligheids-en gezondheidsvoorschriften nog steeds gerespecteerd blijven, en ze zo nodig opnieuw te garanderen.

    Ter beschikking houden

    Documenten en attesten dienen ter beschikking te worden gehouden van de toezichthoudende ambtenaren.
    Deze documenten en attesten worden meegedeeld aan het Comité voor preventie en bescherming op het werk.

    Advies van de Hoge Raad voor preventie en bescherming op het werk