Verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid

Op deze pagina

    Algemeen principe 

    In de privésector heeft elke werknemer het recht om de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst volledig te schorsen of om zijn arbeidsprestaties te verminderen met de bedoeling een zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen. Deze regeling geldt eveneens voor het statutair en contractueel personeel van de provincies, de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten. De openbare inrichtingen en de publiekrechtelijke verenigingen die afhangen van deze besturen worden gemachtigd om deze regeling op hun personeel toe te passen.

    Om een zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan heeft de werknemer de keuze om op één van volgende manieren verlof op te nemen:

    • elke werknemer (voltijds of deeltijds) kan de arbeidsprestaties volledig schorsen gedurende een periode van maximum 12 maanden per patiënt.  Deze onderbrekingen moeten telkens worden genomen met periodes van minimum 1 maand en maximum 3 maanden;  
    • elke voltijdse werknemer kan de arbeidsprestaties verminderen met 1/5 of 1/2 gedurende een periode van maximum 24 maanden per patiënt.  Deze periodes van vermindering van arbeidsprestaties moeten eveneens telkens worden genomen met periodes van minimum 1 maand en maximum 3 maanden;
    • elke deeltijdse werknemer van wie het normaal gemiddeld aantal arbeidsuren per week ten minste gelijk is aan drie vierden van het gemiddeld voltijds aantal arbeidsuren van een werknemer  die voltijds is tewerkgesteld, kan de arbeidsprestaties verminderen tot de helft van een voltijdse betrekking tijdens een periode van maximum 24 maanden per patiënt.  Deze periodes van vermindering van arbeidsprestaties moeten eveneens telkens worden genomen met periodes van minimum 1 maand en maximum 3 maanden.

    Voor de werknemers van een kleine en middelgrote onderneming met minder dan 10 werknemers op 30 juni van het voorgaande burgerlijk jaar, bestaat enkel een recht op volledige schorsing en niet op een vermindering van de arbeidsprestaties.

    Met een gezinslid wordt bedoeld, elke persoon die met de werknemer samenwoont. Onder een familielid wordt verstaan de bloedverwanten tot de tweede graad en de aanverwanten tot de eerste graad. Wanneer de werknemer wettelijk samenwonend is, worden vanaf 1 juni 2017 ook de ouders en de kinderen van de wettelijk samenwonende partner als familieleden van de werknemer beschouwd.

    Met een zware ziekte wordt bedoeld, elke ziekte of medische ingreep die de behandelende geneesheer als dusdanig bestempelt en waarvan de geneesheer meent dat elke vorm van sociale, familiale of psychologische bijstand noodzakelijk is voor het herstel.

    Voor de werknemer die alleenstaand is, wordt, ingeval van zware ziekte van zijn kind dat hoogstens 16 jaar oud is, de maximumperiode van 12 maanden volledige schorsing uitgebreid naar 24 maanden en wordt de maximumperiode van 24 maanden vermindering van arbeidsprestaties uitgebreid naar 48 maanden. Ook deze onderbrekingen kunnen telkens slechts worden genomen voor periodes van minimum 1 maand en maximum 3 maanden.

    Een alleenstaande werknemer is een werknemer die uitsluitend en effectief samenwoont met 1 of meerdere van zijn kinderen.

    Afwijkende minimumduur 

    Afwijkende minimumduur ingeval van een gehospitaliseerd zwaar ziek minderjarig kind

    Van de minimumduur van 1 maand kan worden afgeweken in de situatie dat een werknemer de arbeidsprestaties volledig onderbreekt om  bijstand of verzorging te geven aan een minderjarig kind tijdens of vlak na de hospitalisatie van dit kind.   In dergelijke situatie kan de werknemer ervoor kiezen om de arbeidsprestaties volledig te onderbreken voor een duur van één week, aansluitend verlengbaar met één week.

    Met een zware ziekte wordt hier bedoeld,  elke ziekte of medische ingreep die door de behandelend geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is.

    Deze afwijkende mogelijkheid staat open voor:

    • de werknemer die ouder is van het zwaar zieke kind en ermee samenwoont;
    • de werknemer die samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding;

    Wanneer geen van deze werknemers gebruik kunnen maken van de afwijkende mogelijkheid, kunnen ook de volgende werknemers zich op die mogelijkheid beroepen:

    • de werknemer die ouder is van het zwaar zieke kind en er niet mee samenwoont;
    • of, wanneer laatstgenoemde werknemer in de onmogelijkheid verkeert dit verlof op te nemen, een familielid van het zwaar zieke kind tot de tweede graad.

    De werknemer die gebruik maakt van deze afwijkende regeling (1 week verlengd met 1 week) heeft als gevolg hiervan een overblijvend saldo van twee weken.   Om te vermijden dat de betrokken werknemer dit saldo zou verliezen (de algemene regel is immers een minimumduur van 1 maand) geldt hier de mogelijkheid om aansluitend op de eerste periode van 2 weken verlof voor bijstand of verzorging, een periode van volledige onderbreking te nemen voor een kortere duur dan 1 maand.  Als voorwaarde geldt dat het hierbij gaat om de bijstand of verzorging van hetzelfde zwaar zieke kind.  

    Afwijkende minimumduur van de volledige schorsing mits akkoord van de werkgever 

    In afwijking van het algemeen principe dat de duur van de volledige schorsing voor de bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid minstens 1 maand bedraagt, kan deze minimumduur mits akkoord van de werkgever worden ingekort tot hetzij 1 week, hetzij 2 weken, hetzij 3 weken.

    De werkgever die een dergelijke aanvraag ontvangt kan de uitoefening ervan in beginsel weigeren (maar niet uitstellen naar een latere datum – zie verder). In dat geval moet hij zijn beslissing tot weigering schriftelijk meedelen aan de werknemer die  deze aanvraag heeft ingediend binnen twee werkdagen na de ontvangst van de schriftelijke kennisgeving.

    Deze weigeringsmogelijkheid bestaat echter niet wanneer het resterend gedeelte van de maximumperiode van schorsing (resp. 24 of 12 maanden naargelang het al dan niet een alleenstaande werknemer betreft – zie hiervoor) ingevolge de toepassing van deze afwijking minder dan 1 maand bedraagt. De werknemer heeft in dat geval eenmalig het recht om dit saldo zonder akkoord van de werkgever op te nemen. De werkgever kan de opname ervan niet weigeren, maar heeft wel de mogelijkheid om dit onder bepaalde voorwaarden uit te stellen.

    Voorbeelden: 

    • Een werknemer wil voor het eerst verlof voor bijstand of verzorging van zijn zwaar zieke echtgenoot opnemen. Wanneer hij op 26 augustus 2019 bij zijn werkgever een aanvraag indient voor de opname van een volledige schorsing gedurende een week, met name van 9 tot en met 15 september 2019, dan heeft de werkgever de mogelijkheid om deze aanvraag schriftelijk te weigeren. Hiertoe moet hij zijn beslissing schriftelijk meedelen aan de werknemer binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving. De werkgever kan al dan niet akkoord gaan met de aanvraag, maar hij heeft niet het recht om de uitoefening van deze week onderbreking uit te stellen naar een latere datum. 
        
    • Een werknemer heeft voor het verlenen van bijstand of verzorging van zijn zwaar zieke vader al drie keer een onderbrekingsperiode van 3 maanden (= 3 x 13 weken = 39 weken) en vijf onderbrekingsperiodes van twee weken (= 10 weken; 39 weken + 10 weken = in totaal 49 weken) opgenomen. Het resterend gedeelte van de maximumperiode van schorsing (in casu: 12 maanden = 52 weken) bedraagt 3 weken, hetgeen minder is dan de minimale schorsingsperiode van 1 maand. De werknemer heeft het recht om dit saldo zonder akkoord van de werkgever op te nemen (= opname van 3 aaneensluitende weken onderbreking). De werkgever kan de aanvraag voor de opname van 3 weken volledige schorsing niet weigeren, maar kan de uitoefening ervan onder bepaalde voorwaarden wel uitstellen. 

    Verwittiging van de werkgever  

    De werknemer die van dit recht gebruik wil maken moet dit schriftelijk meedelen aan de werkgever. Deze kennisgeving dient minstens zeven dagen voor de ingangsdatum van het verlof te gebeuren.  Van deze termijn kan worden afgeweken in twee situaties:

    • de partijen komen schriftelijk een kortere of langere termijn overeen;
    • de werknemer maakt gebruik van de afwijkende regeling om voor een zwaar ziek kind te zorgen dat gehospitaliseerd moet worden, waarbij de hospitalisatie een onvoorzienbaar karakter heeft. 

    De kennisgeving kan gebeuren door een aangetekend schrijven dat geacht wordt ontvangen te zijn de derde werkdag na verzending, of met een geschreven aanvraag, waarvan het duplicaat voor ontvangst wordt ondertekend door de werkgever en waarin de periode wordt vermeld gedurende de welke het verlof wordt genomen.

    Het aangetekend schrijven moet vergezeld gaan van een attest van de behandelend geneesheer  waarin de volgende informatie moet opgenomen zijn:  

    • de naam van de patiënt;
    • het gegeven dat de betrokken werknemer zich bereid verklaart  de bijstand of de verzorging van het zwaar ziek gezins- of familielid te verlenen;
    • het onvoorzienbaar karakter van de hospitalisatie wanneer de werknemer afwijkt van de normale termijn van kennisgeving (minstens 7 dagen op voorhand) omdat er een onvoorzienbare hospitalisatie is;
    • het gegeven dat  de zorgbehoefte, naast de eventuele professionele ondersteuning waarop deze persoon kan rekenen, daadwerkelijk een voltijdse loopbaanonderbreking, een vermindering met 1/5 of de helft behoeft. Deze vermelding geldt met betrekking tot aanvragen ingediend bij de werkgever vanaf 1 juni 2017 maar is niet van toepassing op situaties waar de schorsing van de uitvoering van de arbeidsprestaties of de vermindering van de arbeidsprestaties wordt gevraagd voor het verlenen van bijstand of verzorging aan zijn minderjarig zwaar ziek kind of aan een minderjarig zwaar ziek kind dat gezinslid is. 

    Maakt de werknemer gebruik van de afwijkende regeling om voor een gehospitaliseerd kind te zorgen, dan dient de werknemer bij de schriftelijke kennisgeving aan zijn werkgever een attest van het betrokken ziekenhuis bij te voegen waaruit blijkt dat het kind gehospitaliseerd werd/wordt.

    Een alleenstaande werknemer die gebruik wil maken van het hoger vermelde extra krediet van 12 maanden volledige schorsing of van 24 maanden vermindering van arbeidsprestaties, dient het bewijs te leveren van de samenstelling van zijn gezin door middel van een attest afgeleverd door de gemeentelijke overheid waaruit blijkt dat de werknemer op het moment van de aanvraag uitsluitend en effectief samenwoont met 1 of meerdere van zijn kinderen.

    Voor iedere verlenging van het verlof moet(en) dezelfde procedure(s) worden gevolgd en moet(en) het (de) vereiste attest(en) worden voorgelegd. 

    Uitstel van het verlof 

    Binnen twee werkdagen na de ontvangst van de schriftelijke kennisgeving kan de werkgever de werknemer ervan in kennis stellen dat de ingangsdatum van het verlof wordt uitgesteld om redenen die verband houden met het functioneren van de onderneming.

    De kennisgeving van het uitstel gebeurt door de overhandiging van een geschrift aan de werknemer waarin de reden en de duur van het uitstel worden vermeld.

    De duur van het uitstel bedraagt zeven dagen.

    Deze uitstelmogelijkheid bestaat niet wanneer de werknemer gebruik maakt van de afwijkende minimumduur om voor een gehospitaliseerd zwaar ziek minderjarig kind te zorgen of wanneer de werknemer gebruik maakt van de afwijkende minimumduur voor de volledige schorsing mits akkoord van de werkgever (met uitzondering van het saldo dat zonder akkoord van de werkgever kan worden opgenomen).

    Weigering van het verlof in KMO’s

    De werkgever kan de uitoefening van het verlof voor de bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid niet weigeren, behalve in een kleine of middelgrote onderneming (dit is een onderneming die op 30 juni van het voorgaande burgerlijk jaar 50 of minder werknemers tewerkstelde), waar, ingeval van een aanvraag door een werknemer die reeds 6 maanden volledige onderbreking of 12 maanden gedeeltelijke onderbreking heeft genomen, de verdere uitoefening van het verlof kan worden geweigerd wegens organisatorische redenen.

    In dat geval moet de werkgever zijn beslissing schriftelijk meedelen met een omstandige uiteenzetting van de redenen van organisatorische aard die de verdere uitoefening van het recht verhinderen.

    Deze weigeringsmogelijkheid in kleine of middelgrote ondernemingen bestaat niet wanneer de werknemer gebruik maakt van de afwijkende minimumduur om voor een gehospitaliseerd zwaar ziek minderjarig kind te zorgen. Ook bij toepassing van de afwijkende minimumduur van de volledige schorsing mits akkoord van de werkgever geldt deze weigeringsregeling voor KMO’s niet.

    Onderbrekingsuitkering  

    Meer informatie met betrekking tot de uitkeringen bij medische bijstand kan U vinden op de website van de RVA.

    De aanvraag van de onderbrekingsuitkering moet worden ingediend aan de hand van formulieren die worden verstrekt door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.

    De aanvraag moet vergezeld gaan van een attest van de behandelende geneesheer van de patiënt waarin de naam van de patiënt wordt vermeld en waaruit blijkt dat de werknemer zich bereid verklaart de bijstand of de verzorging van het zwaar ziek gezins- of familielid te verlenen. Ingeval van verlenging moet een nieuw attest worden voorgelegd.

    Beëindiging van de arbeidsovereenkomst 

    Wordt de arbeidsovereenkomst door de werkgever beëindigd door middel van een opzeggingstermijn tijdens een voltijds verlof wegens medische bijstand, dan zal de opzeggingstermijn niet (verder) lopen tijdens de periode van het verlof. Dit laatste geldt niet ingeval van verlof voor medische bijstand in de vorm van een vermindering van de arbeidsprestaties; in dergelijk geval loopt de opzeggingstermijn gewoon verder. 

    Beëindigt de werkgever de arbeidsovereenkomst tijdens de periode van het verlof wegens medische bijstand met een opzeggingsvergoeding, dan zal deze vergoeding gelijk zijn aan het lopend loon dat overeenstemt met het loon dat de werknemer op basis van zijn arbeidsovereenkomst zou hebben verdiend indien hij zijn arbeidsprestaties niet had onderbroken of verminderd in het kader van het verlof wegens medische bijstand. 

    Let wel: een werknemer die dit verlof opneemt, geniet een bijzondere ontslagbescherming (zie volgend punt). 

    Ontslagbescherming 

    De werknemer die zijn recht op verlof wegens medische bijstand uitoefent, is beschermd tegen ontslag. De ontslagbescherming van de regeling van de loopbaanonderbreking is van toepassing. Dit houdt in dat de werkgever de arbeidsovereenkomst van de werknemer niet eenzijdig mag beëindigen gedurende de beschermingsperiode ,behalve om een reden die vreemd is aan het verlof wegens medische bijstand. 

    De beschermingsperiode gaat in de dag van de schriftelijke kennisgeving aan de werkgever en eindigt drie maanden na het einde van het verlof voor de bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid. 

    Wordt de arbeidsovereenkomst van de werknemer na afloop van deze beschermingsperiode eenzijdig beëindigd door de werkgever nadat er tijdens de beschermingsperiode enige voorbereiding voor het ontslag werd getroffen (bv. het nemen van de ontslagbeslissing, het zoeken naar en het voorzien in een definitieve vervanging van de betrokken werknemer wegens de opname van het verlof wegens medische bijstand, bv. d.m.v. het plaatsen van een vacature voor een betrekking van onbepaalde duur), dan wordt dit gelijkgesteld met een ontslag tijdens de beschermingsperiode. 

    Is er sprake van een ontslag tijdens de beschermingsperiode of van een hiermee gelijkgesteld ontslag (omwille van de voorbereiding ervan tijdens de beschermingsperiode), dan is het aan de werkgever om de reden voor het ontslag te bewijzen. Indien de werknemer hem hierom verzoekt, is de werkgever ook verplicht om de werknemer schriftelijk in kennis te stellen van de redenen voor zijn ontslag. 

    Respecteert de werkgever deze ontslagbescherming niet, dan dient hij een forfaitaire vergoeding te betalen die gelijk is aan het loon van zes maanden, bovenop de vergoedingen die bij een verbreking van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer moeten worden betaald.